Germanen & Kelten; Heilige plekken in het landschap; heidense verering van de natuurgoden...
- Tijdsperiode 1: Germanen (vanaf onbekend) & Kelten (vanaf ± 500 v.Chr.) tot de volksverhuizingstijd (± 400 n. Chr.)
- Tijdsperiode 2: Germanen & Kelten vanaf de Volksverhuizingstijd (± 500 n.Chr.) tot aan de Middeleeuwen
- Volk: Germanen & Kelten
- Functie: heiligdom (vereren & offeren)
- Vorm:
- Rituelen: onbekend
- Energetisch: zie de energetische modellen
- Bekende locaties: verder op deze pagina staan de verschillende bekende locaties categorisch genoemd. Met germaans heiligdommen, keltische heiligdommen, heilige bossen, lapjesbomen/koortsbomen, spijkerbomen, kroezebomen, andere heilige bomen, heilige bronnen, en heilige bergen.
Literatuur:
· ' De Oude Belgen; Geschiedenis, leefgewoontes, mythe en werkelijkheid van de Keltische stammen' door Ugo Janssens
· ' De heidenen; Riten, culten en religie in de Lage Landen; Van de oertijd tot het christendom' door Ugo Janssens
Energetisch model Germaanse en Keltische heiligdommen (voor-Romeins)
Tegenwoordig worden Kelten en Germanen gemakkelijk door elkaar gebuikt om onze verre voorouders aan te duiden. De verschillen tussen beide volkeren zijn niet supergroot, maar verschillen wel. "Het leven van de Germanen is bekend geworden door Tacitus' geschrift Germania. Daaruit blijkt dat er gedurende de laatste eeuwen voor het begin van de jaartelling een groot onderscheid bestond tussen de volkeren in Noord- en Zuid-Europa. De Romeinse wereld, inclusief de geromaniseerde Kelten, bestond uit een cultuur met vaste nederzettingen, waar op grote domeinen akkerbouw werd bedreven. Het voedselpakket bestond dan vooral uit brood, wijn en olijfolie; er werd betrekkelijk weinig vlees gegeten. Deze wereld werd vanuit Rome bestuurd door middel van een ambtenarenkorps dat zetelde in de steden. Een beroepsleger zorgde voor vrede en veiligheid. Ten noorden hiervan lag de Germaanse wereld, met een totaal ander karakter. De bevolking was half-nomadisch, en men leefde van landbouw en veeteelt. Als gevolg hiervan bestond het voedselpakket hoofdzakelijk uit vlees, melk, boter, kaas en bier. De Germaanse wereld bevatte een groot aantal onafhankelijke stammen die geen steden kenden, en voor een deel in kleine dorpen woonden." (Bron: Archeologie in de Lage Landen van Johan Hendriks)
Deze verschillen werden beschreven in de Romeinse tijd, maar ook voordat de Romeinen hun rijk richting het noorden uitbreidden (tot aan de Rijn) verschilden deze twee culturen. In Noord-Europa woonden de Germanen. Scandinavië, noordelijk Duitsland en verder oostwaarts werden door de Germanen bevolkt.
"Omstreeks 500 v.Chr. meldde de Griek Hekataios van Milete het bestaan van een volk dat hij de Keltoi noemde. Kort daarna wist Herodotos te melden dat hun gebied van oorsprong gezocht moest worden tussen de Alpen en de Donau. Deze Kelten wisten, als zouthandelaren en tussenpersonen in de handel van het Noordeuropese bont en barnsteen en Zuideuropese wijn, in korte tijd uit te groeien tot het grootste handelsvolk ten noorden van de Alpen. Aan het begin van de 5e eeuw v.Chr. kwamen de Lage Landen te liggen tussen de invloedssferen van de Germanen en van de Kelten." (Bron: Archeologie in de Lage Landen)
Zoals alle volkeren die toen in Europa leefden hadden ze beide meerdere goden en godinnen, ze hadden beide een natuurreligie. Dit hield in dat ze voor de verschillende krachten in de natuur een god of godin hadden.
De Germanen stonden dicht bij de natuur en hun heilige plaatsen lagen op uitzonderlijke plekken in de natuur. Hier vereerde en offerde men, waaronder ook mensenoffers. Ze hadden een ritueelmeester in hun midden die een religieuze functie had. De allerbelangrijkste rituele handelingen werden door hem uitgevoerd en de andere handelingen werden door de bevolking zelf gedaan. De verering en het offeren was voornamelijk individueel en maar zelden als groep. Verder was er ook iemand met helderziende mogelijkheden die de plek van het heiligdom aanwees (dit was niet de ritueelmeester). De heilige plaatsen van de Germanen waren lege plekken in het bos, hoge punten in het landschap (eventueel zelf opgeworpen heuvels) en heilige bronnen. Vlakbij de heilige plek had men soms een heilige boom staan. Voor de Germanen was de boom belangrijk. Ze spreken ook over Yggdrasil, de wereldboom.
Een heilige plek van de Germanen had de volgende energetische kenmerken:
# 1 - Het heiligdom was gesitueerd op een kruispunt van leylijnen.
# 2 - Rond de heilige plek lag er een magische cirkel.
Lege plekken in het bos zijn later moeilijk terug te vinden en vele heuvels zijn er afgegraven om de akkers te egaliseren. Bovendien leefden de Germanen in pre-Romeinse tijden vooral ten noordoosten van de Rijn. Vooral in Duitsland zijn er ook bijzondere heuvels opgeworpen, de zogenaamde spiraalheuvels. Deze hadden een pad dat om de heuvel heen zich omhoog wentelde naar de top. Andere Germaanse heiligdommen zijn:
· Henxtel bij Winterswijk (prov. Gelderland); waar een oud leycentrum in het bos ligt.
· Externsteine (in Duitsland); een grote rotsformatie die uitsteekt in het landschap.
· Isterberg (bij Oldenzaal even over de grens); een rotsformatie boven op een berg.
De Kelten hadden zich iets meer maatschappelijk ontwikkeld, woonden voor langere tijd op dezelfde plaats en ook zij leefden met de natuur. Buiten het dorp hadden ze heiligdommen waar men de goden en godinnen vereerde. Ze hadden een druïde in hun midden die op helderziende wijze de plaats van de heiligdommen bepaalde en tevens bepaalde waar de plek aan gewijd werd en wat er gedaan kon worden. De handelingen werden verder uitgevoerd door de bevolking zelf, vooral op individuele basis. De heilige plaatsen van de Kelten waren boomheiligdommen (vooral eik en linde) en heilige bronnen.
Een heilige plek van de Kelten had het volgende energetische kenmerk:
# 1 - Het heiligdom was gesitueerd op een kruispunt van leylijnen.
Aan energieën werd verder weinig gedaan bij de boomheiligdommen, maar het krachtige leycentrum was wel belangrijk. Wanneer een boom stierf dan werd er vlakbij een nieuwe boom geplant of er werd een nieuwe boom gezocht op helderziende wijze. Om de heilige boom plaatsten ze redelijk vaak voor een deel houten palen van ongeveer een meter hoog om de heilige boom en plek wat af te schermen. Een boomheiligdom werd gewijd aan een bepaalde god of godin. Aan sommige heilige bomen werd er geneeskracht toegeschreven, daarom werden er lapjes in gehangen, in de lapjesboom. De Kelten hadden daarnaast ook een andere bijzondere plaats: een overgangspoort. Er zijn maar weinig echt oude plekken over die van vóór de Romeinse tijd stammen, dat zijn bijvoorbeeld de:
· Kapel Onze-Lieve-Vrouw-van-den-Beukenboom te Lummen (prov. Vlaams Limburg); lapjes in een boom op een plek uit nog oude tijden.
· Heilige Eik van Den Hout (prov. Noord-Brabant); die nog ieder jaar blad draagt ondanks zijn vrijwel geheel verdwenen (holle) stam.
· Verdwenen Heilige Boom bij Moergestel (prov. Noord-Brabant); 't Stokske.
De druïde bij de Kelten had zelf ook een heiligdom die hij alleen gebruikte. Dit heiligdom lag op een heuvel of hoogte in het landschap en was gesitueerd in een bos. De druïde had deze plek op helderziende wijze uitgekozen en hij gebruikte de plek voor verering. 'Niemand anders dan de priester waagde zich in het bos; en zelfs hij bleef weg in de middag en tussen zonsondergang en -opkomst - uit angst dat de goden er in die tijd rondwaarden.' (Bron: Lucanus, Pharsalia III, 372-417) Dit was eerder respect en niet zozeer angst.
Een heilige plek van de druïde had de volgende energetische kenmerken:
# 1 - Het heiligdom was gesitueerd op een kruispunt van leylijnen.
# 2 - Rond de heilige plek lag er een magische cirkel.
Eens in de zoveel tijd kwamen meerdere druïden uit verschillende gebieden samen op een plek om er te vereren, rituelen uit te voeren en om informatie met elkaar uit te wisselen. Ze kwamen samen op een lege plek in een bos dat gelegen was op een heuvel of hoogte in het landschap. Het was een heilig bos waar verder niemand mocht komen. De plek was door hen op helderziende wijze uitgekozen.
Een heilige plek van de druïden had de volgende energetische kenmerken:
# 1 - Het heiligdom was gesitueerd op een kruispunt van leylijnen.
# 2 - Rond een deel van het bos, met daarbinnen de open plek, lag er een magische cirkel.
# 3 - De heilige plek was door middel van een leylijn verbonden met de toegang tot dit heilige bos. Deze energetische toegang bestond uit twee spiralen naast elkaar die met een boog (= de toegang) naar twee andere spiralen gingen.
De enige bekende plekken zijn te:
· Wijbosch (prov. Noord-Brabant); waar nu akkers liggen en alleen de naam van het dorp nog herinnert aan een gewijde plaats.
· Meerlo (prov. Ned. Limburg); waar nu in de nabijheid de Sint-Goarkapel is gesitueerd.
· Klimmen (prov. Ned. Limburg); waar nu de kerk van dit dorp op een hoog punt in het landschap staat en uitkijkt over de wijde omgeving.
"De Romeinse dichter Lucanus (1e eeuw na Chr.) (...) schrijft over hun rituelen vlak bij Marseille, die diep in het duistere woud werden uitgevoerd, waar het onheilspellend was en waar brongeborrel klonk. Lucanus vermeldt zelfs de godenbeelden in deze druïdenbossen, de 'grimmige, sombere blokken van onbewerkt hout, die al aan het rotten waren en waarvan de afschuwelijke bleekheid de aanbidders doodsbang maakte'." (Bron: Ontdek de wereld van de Druïden)
<<< volksverhuizingstijd >>>
Energetisch model Germaanse en Keltische heiligdommen (na-Romeins)
Met de verovering van stukken Europa brachten de Romeinen verandering in de Germaanse en Keltische streken. Maar met de val van het Romeinse rijk kwamen de veranderingen pas echt, volkeren en stammen verlieten hun woonplek en verhuisden naar andere oorden. Met deze verhuizing lieten ze de oude heiligdommen achter en namen ze hun gebruiken en rituelen mee naar de nieuwe woonplek. Daar stichtten ze nieuwe dorpen op een (redelijk) sterk leycentrum (een vestigingsleycentrum). Maar met de Romeinse tijd en de verhuizingen is een deel van de oude kennis verloren gegaan. De volkeren zijn langzaam aan meer door elkaar heen gaan wonen. Het werd meer en meer één bevolking die niet meer zo gemakkelijk op cultuur te verdelen was. Slechts een deel van de oude gebruiken is behouden gebleven. Zo werden de heiligdommen minder vaak aan een specifieke god of godin gewijd. Zowel heilige bomen, heilige heuvels als heilige bronnen komen gemengd door elkaar heen voor. Slechts een enkeling van de oude plekken die reeds voor de Romeinse tijd bestonden is behouden gebleven (en heeft ook de Middeleeuwen overleefd).
Een heidens heiligdom van na de Romeinse tijd had de volgende energetische kenmerken:
# 1 - Het heiligdom was gesitueerd op een kruispunt van leylijnen.
# 2 - De heilige plek werd maar zelden door een magische cirkel omgeven.
In vergelijking met de voor-Romeinse periode was het aantal ritueelmeesters en druïden sterk afgenomen. De mensen met de kennis waren veelal verdwenen en de bevolking was grotendeels op zichzelf aangewezen als het ging om de plaatskeuze van dorpen en heiligdommen. Wat ze overal nog wel wisten was dat ze het op een leycentrum moesten situeren. En dat is wat ze tot in de Late Middeleeuwen altijd hebben gedaan.
Na de Romeinse tijd werden er een tal van heiligdommen gecreëerd. Hierbij werden de nog bekende gebruiken en handelingen uit een ver grijs verleden opnieuw toegepast. Hieronder staan de verschillende vormen die er van heiligdommen zijn. Vaak verwijzen de namen van een plek of gebied naar een heilige plaats uit het verleden. De plaats Heiloo in Noord-Holland verwijst op die manier nog naar een heilige plaats in het bos, maar dergelijke benamingen kunnen ook wijzen op een heilig bos. Voor een groot deel zijn de oude plekken in vergetelheid geraakt of zijn ze overgegaan in een kapel of kerk. Naast de voorbeelden die hier worden genoemd, staan er vele anderen vermeld in het boek Heidens Nederland van Judith Schuyf.
Een oud gebruik is de lapjesboom of koortsboom. Hier kan men koortsafbinden. Een reepje stof van de koortslijder die deze de hele nacht op het lichaam gedragen heeft wordt in de boom gehangen. Dan neemt de boom de koorts over. Ook worden van sommige bomen stukjes afgebroken om mee te nemen.
· Fetisjboom nabij Stambruges (prov. Henegouwen); waarin door bedevaartgangers allerhande kledingstukken zijn gehangen.
· Spikdoorn van Hakendover (prov. Brabant); waar twijgjes uit de spikdoorn worden genomen voor genezing.
· Voddenkapel van Hasselt (prov. Vlaams Limburg); stof gebonden om tralies.
· Ons Heeren Boompje in Poperinge (prov. West-Vlaanderen); waar kledingstukken in de boom hangen en ter genezing stukjes schors van de boom worden afgesneden.
· Heilige eik/koortsboom te Schijndel (prov. Noord-Brabant); die helaas in de 19e eeuw verdwenen is waar men toen genezing kwam zoeken voor koorts.
· 't rondje in het Liesbosch bij Breda (prov. Noord-Brabant); van het zestal zijn er twee forse beuken overgebleven die nog steeds om de lapjesboom (plataan) staan.
· Lapjesboom bij Overasselt (prov. Gelderland); met St.Walrickskapel en een legende...
"Volgens de legende werd Heribertha, dochter van Walrick, een gevreesde roverhoofdman, rond het jaar 727 ziek en niemand kon haar van de koorts genezen. Hij vroeg twee monniken of zij zijn dochter konden genezen, en dezen raadden hem aan naar vader Clemens Willebrord op het kasteel van Hernen te gaan. Clemens Willebrord keerde terug met de bedroefde vader en vertelde Heribertha over Jezus. Als ze zou bidden en een stuk linnen van haar kleed zou scheuren en in de oude eik zou hangen die naast het huis stond, zou ze genezen. Aldus geschiedde. Als dankbaarheid offerde ze haar vlechten en hing die in de takken van de boom. Ook haar vader bekeerde zich toen en werd monnik in de abdij van Saint-Valéry-sur-Somme. Jaren later keerden monniken van deze abdij terug naar de plaats waar Walricks huis had gestaan, dat inmiddels door zijn ontevreden volgelingen was verbrand. De monniken stichtten er een kapel. (uit Heidens Nederland van Judith Schuyf)
Een vergelijkbaar oud gebruik is de spijkerboom of een spijkeroffer. Lijders aan onder andere een breuk konden spijkers in de boom slaan soms met het opzeggen van een geheime spreuk. Behalve dat een spijker in een boom geslagen wordt, komt het ook voor dat men spijkers kan offeren. Locaties met een spijkerboom of spijkeroffer zijn de:
· Spijkereik van Jurbise (prov. Henegouwen); waar men komt voor verlossing van huidaandoeningen en steenpuisten.
· Nagelboom te Han-Sur-Lesse (prov. Namen); waar men nog recent nagels erin klopt.
· Spijkerlinde van Olne (prov. Luik); boven op een rots, voor een kerkje.
· Kwartjesboom te Val-Meer (prov. Vlaams Limburg); waar zieke mensen een nagel of kwartje aan nagelden.
· Nagelboom te 's Gravenvoeren (prov. Limburg); waarbij de vruchten van deze paardenkastanje tegen reuma zouden helpen. Ook vlak over de grens in Sint-Geertruid stond een nagelboom.
· Spijkerkapel van Esdonk (prov. Noord-Brabant); waar men spijkers kan offeren.
· Spijkerbomen te Yde (prov. Drenthe); waar meerdere breukebomen hebben gestaan.
Kroezebomen of kruisbomen zijn bomen die ofwel gediend hebben als heiligdom en anderzijds als grensboom in het open veld (of combinatie van beide).
· Kroezeboom te Fleringen (prov. Overijssel); een eeuwenoude holle eik op de es met heilige plek en overgangspoort.
· Kroezeboom van Ruurlo (prov. Gelderland); ooit op de es waar mensen kwamen vereren (voor korte tijd), nu in een voortuin in Ruurlo.
Bij andere heilige bomen uit voorchristelijke tijden heeft er vooral verering plaatsgevonden. Deze heilige bomen zijn bijvoorbeeld de:
· Kapellinde te Geetbets (prov. Brabant); een winterlinde naast een oude kapel.
· Duizendjarige eik te Lummen (prov. Vlaams Limburg); een plek van verering.
· Onze-Lieve-Vrouw-ter-Eijk in Meerveldhoven (prov. Noord-Brabant); waar in de kerk de dode eikenboom nog staat met daarin gehangen ex-voto's.
· Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Heilige-Eik-kapel te Oirschot (prov. Noord-Brabant), waar meerdere heilige bomen hebben gestaan.
· Het Oude Boomke te Rijsbergen (prov. Noord-Brabant); waar het toponiem nog herinnert aan het verdwenen heilige boomke.
· Wodanseiken te Wolfheze (prov. Gelderland); op een oeroude plaats gesitueerd.
· Miraculeuze eik te Wijhe (prov. Overijssel); die miraculeus was gegroeid en waar een kapel bij was gebouwd, maar helaas in de 17e eeuw omgehakt en verwijderd.
Bomen die sinds de laatste eeuw als heilig zijn beschouwd, zijn de:
· Wonderboom van Staphorst (prov. Overijssel).
· Wonderboom van Bornerbroek (prov. Overijssel); met sterke energie.
Ook de meeste heilige bronnen stammen van na de Romeinse tijd. Voorbeelden ervan zijn de:
· Verdwenen bron van Postel (prov. Antwerpen); waar mensen kwamen voor het geneeskrachtige water.
· Sint-Brigidabron van Wesch bij Noorbeek (prov. Ned. Limburg); met geneeskracht.
De meeste heilige bergen stammen net als de meeste andere heiligdommen van na de Romeinse tijd. Deze bergen komen veel voor en de benamingen voor deze bergen zijn zeer divers. Op lokale kaarten met gebiedsaanduidingen kunnen ze gemakkelijk ontdekt worden. Enkele voorbeelden van deze bergen zijn:
· Hemelseberg (o.a. bij Oosterbeek, prov. Gelderland); wellicht gericht aan de hemel.
· Donderberg (o.a. bij Rhenen, prov. Utrecht); zouden zijn gewijd aan Donar.
· Woensberg (o.a. bij Blaricum, prov. Noord-Holland); zou gewijd zijn aan Wodan.
· Paasberg (o.a. bij Terborg, prov. Gelderland); waar wellicht bij het begin van de lente vuren werden ontstoken.
· Manenberg (o.a. bij Zwolle, prov. Overijssel); gewijd aan de moedergodin.
· Helsberg (o.a. Rheden, prov. Gelderland); gewijd aan godin Hella.
In het kweldergebied van de Lage Landen staken er lage zandruggen boven de natte gebieden uit. Deze zandruggen, hoogtes van enkele meters in het landschap, bleven droog wanneer bij hoge waterstanden de kwelders onderliepen. De hoogtes werden gebruikt om zich op te vestigen en desnoods wierpen ze zelf terpen en wierden op om droge voeten te houden. Op deze zandruggen, terpen en wierden creëerde men ook heiligdommen. Dit waren lege, maar gewijde stukken die enigszins afgebakend waren. De bewoners in het hele kwelder- en kustgebied hadden dit soort heilige plaatsen, dat waren merendeel de Friezen, een zeevarend Germaans volk.
Andere activiteiten op gewijde plaatsen
Op een (redelijk sterk) kruispunt van leylijnen werden in vroegere tijden heiligdommen gesitueerd. Maar daarvoor alleen werden leycentra niet gebruikt. Behalve dat men een leycentrum uitkoos om zich op te vestigen of zich te verdedigen, werden ze ook voor andere belangrijke dingen gebruikt. Dit zijn onder andere de volgende.
· Vergaderplaats à de plaats waar het dorp vergaderde.
· Inhuldigingsplaats à de plaats van het plechtig bevestigen van een ambt.
· Inwijdingsplaats à de plaats waar een religieus persoon werd ingewijd.
· Initiatieplaats à de plaats waar kinderen de overgang maken naar het volwassen zijn.
· Galgenplaats à de plaats waar men terechtgesteld werd of zelfmoord pleegde.
Deze plaatsen stammen van voor-christelijke tijden. Toen hadden de Germanen en Kelten dergelijke plekken in gebruik. Het waren heilige plaatsen, maar dan zonder heiligdom, een gewijde plaats waar officiële en ceremoniële handelingen werden verricht. Naast speciale plekken werden ook heiligdommen gebruikt om deze functie uit te oefenen. Een plek werd ook wel gemarkeerd met stenen of een boom.
De Germanen kozen voor het inhuldigen, het inwijden en de initiatie een heiligdom uit, een heilige heuvel. Deze heuvel werd gebruikt voor hun religie, maar het had tevens ook deze belangrijke functie. Door de keuze van een gewijde plaats waren de handelingen heilig en sterk verbindend (officieel). Het is soms ook wel eens voorgekomen dat men geen bestaand heiligdom uitkoos, maar dat ze op een afgevlakte open hoogte in het landschap hiervoor samenkwamen. Deze hoogte lag op een leycentrum. Bij de Germanen werd er op het heiligdom de ritueelmeester ingewijd na een leerschool en onder andere het stamhoofd werd ingehuldigd. Voorafgaand aan de inhuldiging vond er veelal ter plaatse een vergadering plaats. Dorpsvergaderingen werden in een kuil gehouden. Deze was hier speciaal aan gewijd en lag op de plaats van een leycentrum.
De Kelten hielden de vergaderingen in het dorp zelf, een deel van de Kelten op het vestigingsleycentrum en een ander deel van de Kelten hield hier geen rekening mee. Bij de Kelten werd de druïde ingewijd op een druïdeheiligdom, waar de hele stam bij was. De initiatie en het inhuldigen (o.a. stamhoofd) vond plaats bij een heilige boom.
Vrijwel alle plekken die in het boek Heidens Nederland vermeld staan zijn pas na de Romeinse tijd daar gesitueerd. Wel stamt het gebruik van deze functie uit veel eerdere tijden. Hieronder staan enkele plaatsen genoemd, een uitgebreider overzicht staat in het boek.
· Oerbos Norgerholt te Norg (prov. Drenthe); waar eeuwen de boermarke en de gemeenteraad vergaderden.
· Grollerholt te Grollo (prov. Drenthe); waar de Landdag werd gehouden, nu te vergelijken met de Provinciale Staten.
· Boermarkebos van Oud-Aalden (prov. Drenthe); waar eeuwenlang de boermarke vergaderde.
· Bisschopsberg te Darp (prov. Drenthe); de berg van de bisschop...
· Dingspelberg bij Markelo (prov. Overijssel); waar eeuwenlang de boermarke vergaderde.
· Mythstee te Nunspeet (prov. Gelderland); waar men onder andere vergaderde.
· Solse Gat bij Ermelo (prov. Gelderland); een geheimzinnig gat in de aarde waar ooit een klooster verzonken zou zijn en waar de malen (*) samenkwamen ter vergadering.
· Hervormde kerk van Zeist (prov. Utrecht); een heiligdom op verhoging waar mensen ingehuldigd werden voorafgegaan door een vergadering.
· Schepelenberg of Huldtoneel te Heemskerk (prov. Noord-Holland); de plek waar de landsheren van Holland bij aanvaarding van hun bestuur werden gehuldigd.
* Malen: het beheer van de bossen werd geregeld door bosmaalschappen.
|