[Terug naar index heiligdommen]

Ringwalburgen in midden en oostelijk Nederland; wal- en vluchtburgen met een heiligdom...

- Tijdsperiode: zevende, achtste en daarop volgende eeuwen (±700 n.Chr. - ±1350 n.Chr.)
- Volk: lokale bevolking
- Functie: bescherming tegen vijanden en een heiligdom binnen de wal
- Vorm: twee of drie wallen met daartussen een gracht, twee hoofdpaden binnen die uitkomen op de poorten in de wal
- Rituelen: onbekend
- Energetisch: werden gesitueerd op een kruispunt van leylijnen, zie verder het energetische model
- Bekende locaties: op de Grebbeberg of Heimenberg bij Rhenen (prov. Utrecht), Duno bij Heveadorp (prov. Gelderland),
Huneschans aan het Uddelermeer en Montferland bij Zeddam (beide prov. Gelderland),
Huneborg bij Volthe en Oldenzaal zelf (beide prov. Overijssel)



In de zevende, achtste en daarop volgende eeuwen lagen er een aantal ringwalburgen in het midden en oosten van Nederland. De archeologen betitelen ze als wal-/vluchtburcht. Mensen bouwden ze daar ter bescherming tegen aanvallen, waar ze zich terugtrokken en heen konden vluchten in geval van nood. Maar tegelijkertijd werden ze ook permanent bewoond. Het waren halve walburgen wanneer men de burg tegen een steile helling of een meer kon bouwen en hele walburgen als er daar geen mogelijkheid toe was.

Op een andere pagina staat er een energetisch model van de ringwalburgen in Zeeland, West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Een ander volk, een iets andere godsdienst en andere herkomst. Ze bouwden vergelijkbare walburgen, die toch meer van elkaar verschilden dan op eerste gezicht zou blijken. De eerste basisgedachte was hetzelfde, maar de verdere uitvoering verschilde.


Een ringwalburg uit het midden en oosten van Nederland heeft de volgende energetische kenmerken:

# 1 - In het midden van de ringwalburg ligt er een leycentrum. Bij de halve walburg was dit kruispunt in het midden gesitueerd alsof het een hele walburg was. Dit leycentrum werd gebruikt voor vestiging en verdediging. Op dit leycentrum werd soms een kleine steen geplaatst.

# 2 - Bij de halve walburgen werd er ook voor een leycentrum gezorgd op het uiteinde van de binnenste omwalling, zodat dit uiteinde versterkt was.

# 3 - Twee houten paden waren gesitueerd op leylijnen en kruisten elkaar op de plaats van het vestigingsleycentrum.

# 4 - Binnen de burg had men een (algemene) gewijde plaats op een leycentrum waar een heilige boom stond. Om de boom lag er geen magische cirkel. Dit leycentrum stond in verbinding met het vestigingsleycentrum door middel van een leylijn.

# 5 - De ringwalburg bestond uit twee of drie wallen met daartussen een gracht. De binnenste wal was hoger dan de buitenste. Op de rand van iedere wal lag er een magische cirkel, dus dat zijn vier of zes magische cirkels in totaal.


De herkomst van de bevolking die de Midden- en Oost-Nederlandse ringwalburgen bouwde is onduidelijk. De kenmerken van de walburgen kunnen wellicht aanwijzingen geven over wie de makers zijn of wat hun herkomst is. De situering van de plek op een leycentrum werd door alle volkeren in Europa gedaan in die tijd, bijvoorbeeld de Romeinen die hun castellum aanlegden op een kruispunt van leylijnen. Paden die gesitueerd waren op leylijnen werd zover bekend alleen door de Romeinen gedaan, zowel in het castellum waar de wegen onder een rechte hoek kruisten als de lange wegen waarover de Romeinse soldaten marcheerden. Heilige bomen werden vooral door de Kelten gebruikt als heilige plaats. Magische cirkels waren zowel bekend bij de Kelten als de Germanen.

Samengevat lijkt het op het volgende neer te komen. In de Romeinse tijd leefden de Kelten (voornamelijk) ten zuiden van de Rijn en in het Romeinse rijk. Ze namen ook deel aan de verdediging van de grens van het Romeinse rijk. Daarbij hebben ze vermoedelijk kennis opgedaan van het aanleggen van wegen op leylijnen. Vanuit hun eigen Keltische achtergrond hadden ze kennis over magische cirkels en heilige bomen. De periode na de Romeinse tijd staat bekend als de Volksverhuizingstijd (400-500 n. Chr.). In die periode verhuisden volkeren naar een andere woonplaats. Groepjes Kelten zijn toen vermoedelijk noordwaarts getrokken en hebben zich toen gevestigd in wat nu het midden en oosten van Nederland is.

Het was geen druïde maar iemand anders die op helderziende wijze de (meestal nieuwe) plek bepaalde waar de ringwalburg zou komen. De walburgen werden ruim voor de kerstening opgeworpen en het heiligdom was in het algemeen gewijd. Tussen de woorden burg en burcht zit in principe maar weinig verschil. Wel wordt er met een burcht meestal een burcht van stenen bedoeld en met een burg een bouwsel van een aarden omwalling.

De ringwalburgen in midden en oostelijk Nederland zijn de volgende.

·    Grebbeberg of Heimenberg bij Rhenen (prov. Utrecht); een halve walburg (met als enige drie wallen) met een steile
helling langs de rivier de Nederrijn.
·    Duno bij Heveadorp (prov. Gelderland); een halve walburg met een steile helling langs de rivier de Nederrijn.
·    Huneschans aan het Uddelermeer (prov. Gelderland); een halve walburg tegen het Uddelermeer aan met op het
binnenterrein een grafheuvel uit vele eeuwen terug die ze uit respect daar gelaten hebben.
·    Montferland bij Zeddam (prov. Gelderland); deze ronde walburg wordt door de archeologen betiteld als een
motteburcht, maar ons inziens is dat niet correct. Door de toen onveilige situatie heeft men deze hoge heuvel opgeworpen. Later is hier bovenop een kasteel gebouwd dat thans restaurant en hotel is.
·    Huneborg bij Volthe (prov. Overijssel); deze ovale walburg heeft een voorburg gehad die een onregelmatige
vierhoekige vorm had en in latere tijden is opgeworpen.
·    Oldenzaal (prov. Overijssel); midden in de stad heeft er ooit een walburg gelegen, in de 13e eeuw heeft er een andere
cirkelvormige omwalling gelegen en de huidige Sint-Plechelmusbasiliek ligt binnen het terrein van beide burgen.

In Duitsland zouden er ook ringwalburgen te vinden zijn bij Westdorf (bij Stadtlohn), Riemsloh en Emsbüren.
Hunebedden, de Huneschans en de Huneborg werden in voorgaande eeuwen toegekend aan de Hunnen. Dit waren ruitervolkeren die op de steppen van Rusland en Azië leefden en vee hielden. Ze trokken westwaarts, maar historisch gezien zijn de Hunnen nooit tot in onze streken doorgedrongen.